Jeugd en opleiding van Engelina Beenker
Op 23 oktober 1921 ziet Engelina (Lien) Maria Beenker het levenslicht in het huis aan de Concordiastraat 21 te Farmsum, een dorp dat grenst aan Delfzijl. Het is op dat moment kermis in het dorp, maar honderd jaar geleden zag de kermis er wel een tikkeltje anders uit.
Snel ronddraaiende attracties waarbij je over de kop gaat of botsautootjes waren er nog niet. Het ging allemaal een tikkeltje langzamer en rustiger. Het lawaai werd geproduceerd door de vele draaiorgels. Er waren diverse eetkrampjes, zoals een poffertjeskraam, nougatkraam en natuurlijk een oliebollenkraam. De attracties bestonden uit een stoomcarrousel, een draaimolen, een rodelbaan, touwtje trekken, een waarzegster en een fotografietent. Ook waren er attracties met dieren zoals paarden of honden. In haar biografie schrijft Lien dat ze zelf nooit om de kermis heeft gegeven en er het liefste bij wegbleef.
Lien was het jongste kind van timmerman Johannes Frederikus Beenker en Maria Ninteman. Het katholieke echtpaar is zeer gelovig en voeden hun kinderen ook zo op. De oudste broer van Lien is al in het internaat van het het klein seminarie als Lien wordt geboren.
Samen met haar broer Kasper heeft Lien de lagere school gevolgd aan de Farmsummer nieuwe school. Ze heeft de lagere school met gemak doorlopen en voelde zich daar thuis tussen alle andere arbeidskinderen. Toen ze in de vijfde klas zat kregen haar ouders van de meester te horen dat ze de zesde en zevende klas net zo goed kon overslaan en naar de Mulo kon gaan. Lien durfde echter niet. Op de Mulo zaten vooral kinderen van betere komaf. Lien is daarom na de lagere school als naaister gaan werken. Leuk vond ze dat werk echter niet. Ze vond gelukkig wel afleiding in het het vioolspelen. Ze was er ook best goed in en mocht al snel in een orkest meespelen.
Lien was altijd onzeker over zichzelf en bleef het liefste op de achtergrond, faalangstig noemde ze het zelf. In het orkest voelde ze zich wel thuis, ook al zaten daar voornamelijk kinderen en volwassen van betere stand in. Ze heeft later ook nog in andere orkesten gespeeld. Viool spelen is ze haar hele leven blijven doen en haar viool is uiteindelijk bij één van haar dochters terecht gekomen.
In 1939 gaat de dan 17-jarige Lien naar het kasteel Bouvigne bij Ginneken, destijds een afzonderlijk dorp ten zuiden van Breda, maar tegenwoordig maakt het als wijk deel uit van de stad. Het kasteel is dan eigendom van de overheid, maar verhuurd aan de catechisten van de Pius X stichting. Deze stichting ontplooide diverse activiteiten op het gebied van zorg en opleiding: een dienstbodenopleiding en een opleiding tot gezinsverzorgster 1.
Lien bleef 6 weken in het kasteel en leerde van alles van de nonnen. Ze leerde hoe ze met andere mensen kon omgaan en hoe ze zich zekerder kon voelen. Ook werden haar tafelmanieren bijgebracht en kreeg ze corveediensten. Lien genoot volop van haar verblijf bij de zusters en ging met enige tegenzin weer naar huis.
De opleiding bij de zusters in Breda was niet de laatste opleiding die Lien heeft gevolgd. Ze schrijft zelf in haar autobiografie dat ze het nooit verder heeft gebracht dan de lagere school, maar dat is niet helemaal waar. Na de oorlog volgt ze nog een middenstandsopleiding en in juli 1947 behaald ze haar middenstandsdiploma ‘Algemene Handelskennis’. Ze is dan inmiddels al getrouwd met Ben Stege.
Leren is ze haar hele verdere leven blijven doen. Op latere leeftijd heeft ze nog diverse cursussen tekenen gevolgd en autodidactisch als ze was heeft ze op 80-jarige leeftijd zichzelf geleerd hoe ze met de computer afbeeldingen kon bewerken en onderhield ze een tweetal websites, waar ze haar creaties publiceerden.